DE STEM VAN HET LIED
Ik ben de Oriënt
Ik heb vrede met mezelf
Maar sinds eeuwen
Ik ben in een diepe slaap
De amandelogige Semiramis
Haar zussen
Cleopatra en Astarte
Jouw schoonheid is mijn schoonheid.
Ik heb de voordeur Thebe geïnstalleerd,
In de wateren van Babylon
Ik hief bakstenen naar de hemel,
Ik droeg de staf van Mozes de toekomst in.
Met de voetsporen van de profeten
Mijn grond is vol.
Die in mij blijven leven
Het is niet alleen de ziel van Nazareth.
Sardanapal’s wonden
De pijn zit nog steeds in mijn hart
En bedek mijn hoofd
Nog steeds met de as van Fenicisch.
Ik ben de Oriënt
Ik heb vrede met mezelf
Maar sinds eeuwen
Ik ben in een diepe slaap.
Ik ben dronken aan het praten
En ik ben zwanger van eeuwige redding.
Wie weet
Wat zal er gebeuren
Als ik wakker word uit mijn slaap?
Citaat uit het boek van Wolfgang Günter lerch (Hallac-ı Mansur).
De politieke impasse en alliantiebesprekingen die op de agenda van ons land staan,
Terwijl hij onze mensen naar polarisatie duwt, vertelt de grote bard Ahmed Arif over eenheid en broederschap met een gedicht dat hij jaren geleden schreef,
DRIE DRIE LEIDINGEN
We zijn vuil, broeders, gebonden door bloed
Karşıyaka dorpen, met hun kampen
We hebben eeuwenlang meisjes gegeven en gegeven,
We zijn buren; kraag, kraag
Onze kippen zijn met elkaar vermengd,
Niet uit onwetendheid,
Van de wispelturige,
We zijn niet warm voor het paspoort,
Dit is onze misdaad, de oorzaak van onze moord,
Onze naam is aan de bandiet
Aan de smokkelaar
Aan de overvaller
Goed….
Schiet hem,
Schieten
Ik sterf niet gemakkelijk.
Mijn sintels op het fornuis
Ik heb een woord in mijn buik
Voor wie weet.
Mijn vader keek naar Urfa,
Drie broers
Drie terughoudende cipressen.
Drie bergfragmenten die ontevreden zijn met hun leven.
Van torens, heuvels, minaretten.
Kirve, de kinderen van de bergen,
In verzet tegen de Franse belegering,
Zijn snorharen hebben net gezweet,
Mijn kleine oom Nazif
Knap,
Licht,
Goede cavalerie
Hij zei schieten, broer
Het is een eredag,
En hij hief zijn paard op.
Schrijf mijn kirvem-staten zomaar,
Misschien is het een gerucht
Rose is geen borsten,
Domdom leiden,
Verbrijzeld in mijn mond …
Het is een uittreksel uit het verlangen van Ahmed Arif, ik draag boeien uit zijn poëzieboek …
Zijn naam MOET HOOP ZIJN
Als ik naar de diepblauwe zee kijk, verdwijnt mijn vermoeidheid plotseling
Ik kijk naar de zee
Ik heb vreugde van binnen
Dat vreugdevolle, vol liefde dat ik leef, komt in me op.
Ik word verdrietig, eenzaam
Ik ben boos over mijn afwezigheid
In een gedicht, van Orhan Veli
IK KAN HET NIET VERTELLEN
Als ik huil, zou je mijn stem horen?
In mijn regels;
Kunt u aanraken
Tot mijn tranen, met je handen?
Ik wist niet dat je liedjes zo mooi zijn
Die woorden zijn niet genoeg
Voordat ik in deze problemen kom.
Er is een plaats, ik weet het;
Het is mogelijk om alles te zeggen;
Ik ben bijna epigraaf, hoor ik;
Ik kan het niet vertellen.
We hebben het eerste gedicht voor deze pagina van Nazım Hikmet geselecteerd. Hij stuurde dit gedicht op 7 maart 1958 in een brief vanuit Warschau naar Ekber Babayev.
DAGEN
Voorbij zijn de dagen, kom,
drink raki, word dronken,
iets fluiten,
Ik sterf van verdriet.
Goede dagen vooruit
ze zullen me niet zien
Ze sturen tenminste hoi
Ik sterf van verdriet.
De dag dat ik vandaag begon
je kunt halverwege blijven
voor het vallen van de avond of
je kunt heel groot zijn
Gebrek aan vrijheid van denken,
Niet kunnen zeggen wat je denkt,
Het is helemaal niet kunnen denken.
Jean Paul Sartre